Interview | Giel is 17 en woont in een Tibetaans klooster
Dit artikel verscheen in Trouw op 22 augustus 2015.
De Belgische tiener Giel Foubert vertrok twee jaar geleden naar een boeddhistisch klooster in Noord-India. Nu is hij even terug. ‘Tot vlak voordat hij vertrok, speelde hij nog met lego.’
Kind met volwassen vragen
Nee, Giel Foubert (17) loopt niet altijd in zijn donkerrode, boeddhistische monnikenpij. Hij heeft ook een werkpij, voor tijdens het schoonmaken en dat soort dingen. Met verfvlekken en een groot gat ter hoogte van zijn scheenbeen. Daar is een keer een vuurwerkbommetje ontploft. Een paar jonge monniken hadden het bommetje vanuit het raam vlakbij zijn pij naar binnen gegooid. Die vuurwerkbommetjes kun je gewoon kopen in het dorp. Kosten maar 10 roepi. Er verschijnt een ondeugende grijns op zijn gezicht als hij vertelt over die keer dat hij had bedacht om er een in een kokosnoot te stoppen en er een rotsblok bovenop te leggen. Dat gaf een knal joh. De kokosnoot ontplofte in duizend stukjes.
Het is nu bijna twee jaar geleden dat de Belgische tiener vertrok naar het Tibetaans boeddhistische klooster Jonang, in Noord-India. Sinds zijn inwijding als monnik gaat hij door het leven als Lobsang Nyima, warmhartige zon. In het klooster studeert hij boeddhistische filosofie, een opleiding die ongeveer tien tot vijftien jaar duurt. Deze maand is hij voor een paar weken weer terug in België, waar zijn Tibetaanse leermeester Tulku Choekyi Nangpa volgende week een aantal lezingen komt geven.
Vijftien jaar was hij, toen hij naar Noord-India afreisde. Hij heeft nooit getwijfeld of hij het wel moest doen, verhuizen naar de andere kant van de wereld. “Dit is mijn droom, ik wil dit al zo lang. De beste manier om het boeddhisme te bestuderen is dat in het klooster te doen en de taal te leren. Het kan ook wel in België, maar je verliest altijd een deel als je niet in het Tibetaans kunt studeren.” Hij trekt een smartphone uit zijn pij om op het digitale toetsenbord te laten zien hoe ingewikkeld de taal in elkaar zit. “Ik spreek nu redelijk goed Tibetaans, maar de filosofie heeft haast een eigen taal. Er zijn zo veel specifieke woorden en termen die eigenlijk onvertaalbaar zijn.”
Jeugdrechter
Het vertrek verliep allesbehalve soepel. De vader van zijn beste vriend had in een lokaal dagblad over zijn verhuizing geschreven, waarna het Vlaamse actualiteitenprogramma ‘Telefacts vroeg zijn voorbereidingen te mogen filmen. De daaropvolgende uitzending leidde tot juridische inmenging. Foubert moest voor de jeugdrechter verschijnen. Die besliste dat hij mocht vertrekken, maar het Openbaar Ministerie ging in beroep.
Dat hoorden moeder en zoon Foubert pas toen ze op het punt stonden naar het vliegveld te vertrekken. De politie kwam hem halen, zes man sterk, de koffers bleven achter in de hal. Hij moest zich melden bij een volgende jeugdrechter. “Hij dacht dat ik gepusht werd door mijn moeder”, zegt Foubert. “Gebrainwasht, zelfs”, vult moeder Sabine aan, die bij het gesprek is aangeschoven. Giel: “Ik zei: ik ga gewoon in het buitenland studeren. Het is een geregistreerde school, alles is in orde. Waarom houden jullie al die anderen die in het buitenland gaan studeren niet tegen, en mij wel?” Zelf heeft hij ook geen antwoord op die vraag. “Onwetendheid”, gokt hij. Lachend: “Of karma misschien.”
Boos is hij er niet om, het gaf hem eerder meer motivatie en wilskracht om zijn droom achterna te gaan. “Het was een mooie kans om uit te leggen wat dat eigenlijk is, een boeddhistisch klooster. Ze denken al snel aan de Belgische katholieke kloosters, maar het is heel anders, we hebben veel meer vrijheid.”
Gebed en onderwijs
Aan Fouberts dagindeling te zien, gaat het er in ieder geval heel geordend aan toe. De dag begint om half vijf met het memoriseren van de lessen van de vorige dag, gevolgd door een korte stretch- en meditatiesessie. Daarna staat de ochtend in het teken van gebed in de tempel en onderwijs: grammatica, wiskunde, Engels, Hindi en wetenschap. In de middagpauze doen veel monniken een dutje, maar Foubert gebruikt zijn tijd liever om Tibetaans te studeren. ’s Middags krijgen ze kalligrafie- en filosofieles en na het avondeten debatteren de monniken op de binnenplaats over de lesstof, maken ze hun huiswerk en genieten ze van het half uurtje vrije tijd tussen negen en half tien, want dan is het bedtijd.
In zijn vrije tijd belt Foubert met zijn moeder, of checkt zijn Facebook, terwijl de rest van de monniken spelletjes doen op hun mobiel of zich verdringen rond de tv om te kijken naar wat er maar uitgezonden wordt. Zoals de worstelshow ‘SmackDown’ die werd nagespeeld door een stel jonge monniken, wat eindigde met een trip naar het ziekenhuis vanwege een gebroken been. “Toen ik mijn kamergenoot vroeg wat er was gebeurd, riep hij alleen maar: SmackDown!”, herinnert Foubert zich lachend.
Uitlachen
Het kloosterleven was niet helemaal nieuw voor Foubert, al twee keer eerder bezocht hij een Tibetaans klooster in India. Dat hij daar later heen wilde, wist hij al op zijn zesde. Hij had een film gezien over zo’n klooster en de pijen die de monniken droegen hadden een bijzondere aantrekkingskracht op de jonge Foubert. “Hij heeft er maanden om geweend”, herinnert zijn moeder. “Ik zei nog: ze gaan je uitlachen op school. Maar dat kon hem niks schelen.”
Helaas waren de traditionele pijen nergens in Europa te krijgen. Maar toen moeder Sabine bij de bakker een foldertje tegenkwam van een Tibetaanse meester die lesgeeft in België, begon Foubert lessen bij hem te volgen. De toen zevenjarige jongen had al veel grote vragen. “Ik herinner me dat ik dacht: waarom zijn we hier op aarde, toch niet zomaar? Ik wist het niet, daar kon ik het echt benauwd van krijgen.” Het antwoord van zijn leerkracht (‘dat is gewoon zo’) was voor hem niet genoeg. In de lessen van de Tibetaanse meester vond hij antwoorden en een reden om zich meer in de boeddhistische filosofie te verdiepen.
Naast zijn interesse voor de zin van het leven hield Foubert ook van spelen. “Als ik hem vroeg wat hij vandaag geleerd had, zei hij altijd: dat moet je aan de leraar vragen. Maar elk zandkorreltje uit de zandbak werd nauwkeurig beschreven. Dat spelgedeelte, daar hij kon hij uren verslag van doen”, zegt Fouberts moeder. “Zelfs tot vlak voordat hij naar India vertrok, speelde hij nog heel graag, met lego enzo.” Het lijkt een vreemde combinatie, de volwassen vragen en de kinderlijke speelsheid. “Het is toch leuk om twee kanten te hebben?”, zegt Foubert enigszins verlegen door zijn moeders ontboezeming.
Al zo vaak had hij zijn leraar gevraagd of hij alsjeblieft naar een echt Tibetaans klooster mocht. Maar steeds kreeg hij ‘nee’ te horen. Tot hij naar de middelbare school ging. “Toen voelde ik echt de drang om te gaan stude- ren en te doen wat ik zo graag wilde.” Zijn leraar stemde eindelijk in, op voorwaarde dat Foubert pas ging als hij 15 was geworden.
Wat hem precies zo aantrekt in de boeddhistische filosofie vindt Foubert moeilijk te omschrijven. “Er is gewoon een natuurlijke klik. De logica spreekt me aan.” Moeder Sabine springt in. “Ik denk vooral, als ik even mag helpen, dat er geen onbeantwoorde vragen meer zijn. Op alles is een klinkklaar antwoord, dat je op elk niveau van intelligentie kunt uitleggen.” Foubert knikt opgelucht.
Onthecht
De zin van het leven op aarde is makkelijker. “We hebben hier allemaal een kans om ons karma te zuiveren. Het doel is voor mij om ooit verlicht te worden, wat inhoudt dat je vrij bent van negatieve emoties. Dat je onthecht bent en niet meer afhankelijk. Wat er dan met je gebeurt, is niet te bevatten, dat staat buiten onze perceptie.” Zoals God? “Nee, God is iets permanents en dat bestaat niet in het boeddhisme. Er moet altijd een begin en een einde zijn. Als er geen begin is, is er iets uit niets en dat kan niet”, zegt hij stellig.
Ook al is hij de enige westerling in het klooster, Foubert voelde zich er direct thuis. “De eerste dagen miste ik mijn moeder en België wel, maar je went snel.” Behalve aan het eten dan. “’s Morgens warm, ’s middags warm, ’s avonds warm.” Hij trekt een vies gezicht. “En rijst, heel veel rijst. Met chilisaus.” Die staat zelfs ’s ochtends al op het menu, maar dan met gestoomd brood. Of hij ook iets mee terug naar India neemt uit België? “Ja”, zegt hij volmondig, “muesli uit de Albert Heijn.”
Hij heeft nog heel wat jaren studie voor de boeg, maar als hij klaar is, is ook hij een leraar. Zelf lesgeven ziet hij echter nog niet zitten. “Wat ik nu voor me zie is meereizen met een leraar om te vertalen vanuit het Tibetaans.” Heel bescheiden dus. Glimlachend: “Ja, dat is een goede monnik.”