Interview | De ooit zo rebelse tattoo is inmiddels mainstream, zegt Henri Beunders
Dit artikel verscheen op 18 maart in het Nederlands Dagblad.
Ooit waren tattoos voor zeelieden en prostituees. Nu zie je ze overal. Historicus Henri Beunders schreef er een boek over. ‘De leegte van het bestaan is toch wel erg groot ge- worden de afgelopen decennia.’
Een tatoeage als bewijs ‘dat je bestaat’
Toen Henri Beunders op zijn verjaardagsetentje tegenover zijn schoondochter aan tafel zat, wist hij niet of hij het kon vragen. Hoe ze haar neus snoot met die ring erdoor, en wat die tekeningen op haar arm waren, of ze er nog meer had? Niet dat het een angstaanjagende vrouw was. Nee, het was een lachende, uitnodigende, hoogopgeleide cultuuronderneemster. Niet het type bij wie hij tattoos verwachtte.
Op een familiefeestje viel het hem op dat ook een nicht en een neef onder de tatoeages zaten. Van een vriend hoorde hij over diens getatoeëerde schoonzoon. En ineens vroeg hij zich af hoe het kon dat hij dat gemist had, de opkomst van de tattoo. Eerlijk gezegd schrok hij er wat van dat hij, die zich nota bene voor zijn werk bezighield met publieke opinie, deze ontwikkeling pas herkende toen hij ’m letterlijk voor zijn neus zag. De tattoo was nu zelfs doorgedrongen tot de cultuur van de hogeropgeleide kringen.
Dat was het begin van Optocht der tattoos, het boek waarin Beunders zijn zoektocht beschrijft naar de redenen waarom mensen tattoos nemen en hoe het komt dat in de laatste vijftig jaar het aantal mensen met een tattoo explosief gegroeid is. Wat hij onderweg tegenkwam, heeft ook zijn eigen ideeën over tattoos veranderd.
‘Ik was altijd principieel tegen’, vertelt hij in de woonkamer van zijn bovenwoning in Amsterdam. ‘Mijn moeder had reuma. Om de zoveel jaar kreeg ze een nieuwe knie, een nieuwe heup. Ze zat onder de littekens, het was een en al ellende. Wat kan een leven toch aanrichten in een lichaam, dacht ik daar altijd van. Je moet heel sterk zijn om dat vol te houden. Dus waarom zou je zelf in je lichaam gaan kerven?’
Tatoeages zijn een vorm van body modification, lichaamsaanpassingen die verder gaan dan iets tijdelijks als make-up. ‘Make-up gebruiken we om in de bandbreedte van het normale te passen, of om iets te herstellen. Ik heb een kunsttand omdat ik wel een normaal gebit wil hebben, maar dat kun jij niet zien. Tattoos, piercings en scarificatie (het lichaam versieren door littekens te maken met een scherp voorwerp, red.) zie ik echt als een uiting van het revolutionaire tijdperk waarin we nu zitten.’
U heeft het over ‘de explosie van het ik’. Wat bedoelt u daarmee?
‘De afgelopen vijftig jaar is de mens enorm geïndividualiseerd en daarmee de vaste kaders van religie, de vakbond, politieke partijen, kwijtgeraakt. Bij het wegvallen van een hoger doel of een moraal buiten jezelf, moet dat allemaal uit jezelf komen. En dus gaan mensen op zoek naar uitingsvormen, zoals tatoeages. Dat noem ik de ‘explosie van het ik’. We zijn allemaal autonome individuen en allemaal gelijk. Mijn verhaal moet verteld worden, want ik heb maar één leven en als dit het is, moet ik het laten zien. Dat is een positief motief voor een tatoeage: de expressie van je innerlijk, daar heeft iedereen behoefte aan. Veel mensen met wie ik over hun tattoos sprak, vonden het ook fijn om daarover te praten. Maar ik heb ook een zwarte kant gezien, waar ik best van schrok. Verhalen van trauma’s en ellende als zelfmoordpogingen, misbruik of een scheiding. In dat soort gevallen hadden de tatoeages een soort pseudoreligieuze functie. Mensen vertellen dat ze er kracht uit putten als ze ernaar kijken zodat ze weer verder kunnen. Net als andere mensen ’s ochtends in de Bijbel lezen.’
Is het dan vooral zodat ze die herinnering altijd bij zich hebben? Anders kunnen ze toch ook een briefje op de koelkast plakken?
‘Ze zeggen dat het dieper gaat dan dat. Dus de leegte van het bestaan is toch wel erg groot geworden de afgelopen decennia, denk ik dan. Mensen die zichzelf snijden, doen dat vaak om een andere pijn niet te voelen. Zo is tatoeëren ook bewijzen dat je leeft, dat je bestaat. Net als je in sommige religieuze stromingen ziet: de flagellanten, monniken die zichzelf geselden, of de fakirs of Gandhi en Boeddha die zichzelf fysiek afmatten in de hoop dichter bij God te komen.’
U benoemt in uw boek de paradox dat veel mensen met tattoos zeggen dat ze dat alleen voor zichzelf doen, maar dat de waardering van anderen voor hen tegelijkertijd een grote rol speelt.
‘Ik ben een heel scala aan motieven tegengekomen en er is maar een heel klein deel dat het écht voor zichzelf doet. Die houden het ook binnen de zichtlijnen, hun tattoos zijn niet zichtbaar als ze een shirt, een pak of een jurk dragen. Zij vinden het gewoon een lekker gevoel om zichzelf te betekenen. Anderen zeggen: nou, het valt wel op als ik ergens binnenkom, of mijn mouwen opstroop tijdens een vergadering. Dat zijn een beetje de Hells Angels-achtige figuren die meer erkenning zoeken. Die willen laten zien: ik ben toch wel iets bijzonderder dan jij, iets kunstzinniger of stoerder. Maar er zijn tegenwoordig zoveel verschillende mensen met tattoos dat je niet meer alles over één kam kunt scheren.’
Vroeger was het duidelijk: tattoos waren voor zeelui, prostituees en gevangenen. Hoe zijn we nu uiteindelijk zover gekomen dat tattoos voor iedereen toegankelijk en geaccepteerd zijn?
‘Oorlogen hebben veel betekenis gehad in de culturele zin. De Vietnam-oorlog bijvoorbeeld: die twintigjarige jongens aan het front luisterden protestmuziek en zaten te blowen, lieten daar tattoos van marihuanabladeren zetten zelfs. Ze kwamen gedesillusioneerd en anti-autoritair terug, voelden zich bedrogen door die hele oorlog. Hun tattoos werden het symbool van hun verzet tegen ‘het systeem’, net zoals de zeelieden, prostituees en gevangenen openbaar slachtoffers van het systeem waren. Dat was een bron van inspiratie voor tatoeages die je ziet beginnen bij Janis Joplin. Vanaf dan zijn er twee lijnen. Aan de ene kant de Californische pacifistische hippies met hun flowerpower, lsd en hun protestmuziek. Aan de andere kant, de oostkust van de VS en ook in Engeland, zie je de wat ruigere stroming die de zwarte kant van het leven wilde laten zien, de Ozzy Osbournes, die het satanische bewieroken.’
Het begon dus als een tegencultuur. Maar inmiddels zijn tattoos helemaal ingeburgerd.
‘Ja. Mede door de mode- en filmindustrie en sociale media als Instagram en Snapchat, is het de laatste jaren heel hard gegaan. Als je nu op straat om je heen kijkt, ziet iedereen er hetzelfde uit. Zwarte jas, spijkerbroek, gympies. En al die Mark Zuckerberg-types hebben allemaal hoodies aan. We zijn allemaal even conformistisch geworden. En hoe kun je je dan nog onderscheiden? Alle kunst, alle muziek, alle films zijn voor iedereen toegankelijk via je smartphone. Dus je kunt je alleen nog onderscheiden met je eigen lichaam. Dus dan zet je Kandinsky op je arm, of teksten in het Sanskriet.
Maar bedenk wel dat de woorden getekend en geketend uit dezelfde letters bestaan. Je kunt je bevrijd voelen door het zetten van een tattoo, maar je bent er wel aan gebonden. Tegenwoordig heeft al zo’n dertig procent van de Nederlanders onder de veertig jaar tatoeages. En als iedereen ze heeft, ziet niemand ze uiteindelijk meer en dan ben je dus terug bij af.’
Nu tattoos mainstream zijn, gaat ons dat als maatschappij ook nieuwe problemen opleveren, zegt u.
‘In Duitsland zijn al verschillende rechtszaken gevoerd door sollicitanten die niet werden aangenomen bij de politie vanwege hun tatoeages. Een tattoo van de hindoegod Diana, met blote borsten was volgens de rechter te seksistisch, maar een leeuwenkop mocht dan weer wel. Het taboe op de tattoo raakt verdreven door het taboe op het teken. Zeker nu de gezichtstattoos overwaaien uit Amerika. Sommige rappers gaan behoorlijk ver met wat ze op hun gezicht zetten. Stel dat iemand hier ‘fuck the jews’ op zijn hoofd laat tatoeëren, wat moet je dan als overheid? Dan moet je iemand zich misschien juist weer laten bedekken met een haarband of een bivakmuts. Uiteindelijk wordt het dus een communicatieprobleem, net als met de nikab en de integraalhelm. En dan moet de overheid zich gaan bemoeien met een uitingsvorm die eigenlijk juist anti-autoritair, tegen de overheid is.’ <
Henri Beunders
Henri Beunders is historicus en werkte als journalist voor onder andere het NRC Handelsblad. Daarna was hij hoogleraar maatschappij, media en cultuur en later hoogleraar ontwikkelingen van de publieke opinie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
N.a.v. Optocht der tattoos, Henri Beunders. Uitgeverij De Geus,
Amsterdam 2020, 288 blz. € 20,99