Onderzoek | De Eusebiuskerk in Arnhem vreet subsidiegeld, maar het is het waard

Dit artikel verscheen in Trouw op 10 juli 2020 als onderdeel van het onderzoeksproject naar religieus erfgoed in Nederland.

Kerken vormen slechts een klein deel van alle rijksmonumenten, maar ze nemen een grote hap uit het subsidiebudget. Kijk naar de Arnhemse Eusebiuskerk. Dat kreeg miljoenen aan subsidie en had die ook hard nodig.

De Eusebius restaureren is schreeuwen duur, maar dan heb je ook wat

Het is niet de eerste keer dat de Eusebius ingepakt zit. Sinds het godshuis in de Slag om Arnhem aan het eind van de Tweede Wereldoorlog flink beschadigd raakte, zijn er meerdere periodes van restauratie geweest. Geen wonder dat bij de meeste Arnhemmers het gevoel overheerste dat het allemaal geldverspilling was, zo’n kerk die toch alleen maar in de steigers staat.

Maar als hij deze mensen uitnodigde het gebouw vanaf die steigers te bekijken, smolt hun cynisme als sneeuw voor de zon, is de ervaring van Peter Koelewijn, sinds 2010 bouwmanager van de Eusebius. “Na tien minuten zeggen ze: dit mag nooit verloren gaan. Na twintig minuten vragen ze: waar kan ik sponsoren?”, zegt hij lachend.

Pas vanaf de steigers wordt de meeste mensen duidelijk hoe rijk het middeleeuwse gebouw is. Het dak zit vol prachtige luchtbogen en beeldhouwwerk, dat daar geplaatst is zodat God het vanuit de hemel kan gadeslaan. Nu de toren sinds vorig jaar uit de steigers is, zijn er glazen balkons aan de toren vast gebouwd, zodat bezoekers nog steeds alle kanten van het gebouw kunnen bekijken.

De Arnhemse Eusebiuskerk heeft miljoenen euro’s gekregen van het Rijk om het voormalige godshuis in ere te herstellen. In 2010 kwam er ruim 5,5 ton binnen via de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim), in 2016 stelde de minister 4 miljoen extra ter beschikking voor restauratie van de toren, in 2018 kreeg de kerk bijna een miljoen euro via de Subsidieregeling restauratie grote rijksmonumenten (SRR).

Daarnaast waren er nog subsidies van de provincie Gelderland, de gemeente Arnhem en verschillende bijdragen uit fondsen en andere sponsoren. De restauratie komt in totaal uit op zo’n 32 miljoen euro. Een hoop geld, maar fors minder dan de 90 miljoen euro die aan het begin van het proces begroot was.

Waarom krijgen kerken zoveel van de beschikbare rijksmiddelen? De meest voor de hand liggende reden is het formaat. Er zijn natuurlijk een hoop kleine kerkjes, maar in vergelijking met andere rijksmonumenten zijn veel kerken in verhouding behoorlijk groot. “De Eusebius is net zo groot als honderd woonhuizen”, zegt Koelewijn. Dat maakt het onderhoud sowieso al een stuk duurder.

Wat verder een grote rol speelt is de materiaalkeuze. “De meeste kerken hebben een leien dak”, zegt Henk Hoogeveen, adviseur architectuurhistorie bij de RCE. “Bij een pannendak kun je een aantal dakpannen vervangen als dat nodig is. Bij een leien dak gaat dat niet, dan moet je het hele dak in een keer doen. En je hebt een gigantische steiger nodig, dat kost ook veel geld.”

Daarnaast wordt in veel grote kerken gebruik gemaakt van natuursteen. Ook dat maakt het onderhoud en de restauratie van de gebouwen kostbaar. In het geval van de Eusebius had dat ook te maken met dat er tijdens de wederopbouw geen rekening was gehouden met bepaalde eigenschappen van dat natuursteen.

“Tot daar ongeveer was de toren ingestort.” Koelewijn staat in het zand aan de zuidkant van de kerk en wijst naar een balkon op ongeveer een derde van onderen. “En dat kwam allemaal deze kant op, dus dit deel van het schip was ook erg beschadigd.” Toen de toren weer werd opgebouwd is een basis van baksteen en beton gebruikt met daaromheen twintig centimeter dik ‘behang’ van Duits tufsteen, zegt hij.

Het had ook een Gedächtniskirche kunnen worden

Alleen was er niet aan gedacht dat die soort gevoelig is voor vocht en wisselende temperaturen. Ook was de kwaliteit van de steen niet goed genoeg: in de blokken die bewerkt waren, waren kleine scheurtjes ontstaan. Het gevolg was dat er in 2007 een blok uit de toren op een marktkraam viel. Niemand raakte gewond, maar bij nadere inspectie bleek de constructie een soort Jenga-toren te zijn met allemaal losse blokken. Het was wachten op de volgende die naar beneden zou komen.

Daarmee begon de grote restauratie van de Eusebius. Zoals gezegd was niet iedereen daar heel enthousiast over. “Sommigen vroegen zich af of we er niet beter een Gedächtniskirche van konden maken, net als in Berlijn”, vertelt Koelewijn. “We hebben het onderzocht, maar dat bleek duurder te zijn dan restauratie. Je kunt een kerk niet zomaar laten vervallen, dat is levensgevaarlijk.”

En dus begon in 2011 de gigantische klus om de toren weer te herstellen, het grootste natuursteenproject in Nederland. Nog steeds met tufsteen, alleen dit keer afkomstig uit een andere groeve in Duitsland, en voor de waterbelaste delen uit een groeve in Italië. Dat het project vlot verliep en ook nog eens onder budget bleef, komt omdat het hele bouwteam bij alle stappen van het proces betrokken werd: er werd lean gewerkt, zoals dat heet.

“Vaak is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen kleine stukje van het proces, als je daarmee klaar bent, gooi je het over de schutting naar de volgende in de keten en ben jij ervanaf”, zegt Hoogeveen. “Met lean werken haal je die schotten weg en blijf je als hele keten verantwoordelijk voor het eindresultaat.”

Dat betekent dat iedereen overal iets van mag vinden. Dat lijkt misschien inefficiënt, maar het zorgt ervoor dat iedereen zich betrokken voelt bij het project en dat er juist slimmer wordt gewerkt, is de ervaring van Koelewijn en Hoogeveen. Zo werden de blokken tufsteen op een bepaalde manier op de steiger gestapeld, met gekleurde stickers op de uiteinden zodat direct duidelijk was aan welke kant de blokken moesten komen.

Nog zo’n efficiënte uitkomst: in plaats van van boven naar beneden te werken, werd de toren van de Eusebius per hoek aangepakt. “Op die manier weet je op de volgende hoeken al wat je tegen gaat komen en hoef je niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden”, legt Koelewijn uit. “Alleen die werkwijze heeft ons al 1,6 miljoen euro bespaard.”

Een levend tijdsdocument

Een kerk is een levend tijdsdocument, vinden Hoogeveen en Koelewijn. In de hele geschiedenis van de Eusebius is er gebouwd en afgebroken, bijgeschaafd en vernieuwd. Het gebouw moet de geschiedenis laten zien, vandaar dat het praalgraf van de Hertog van Gelre weer in ere wordt hersteld en de kelder waar de fundamenten van de voorloper van de Eusebius, de St. Maartenskerk, toegankelijk wordt gemaakt.

Maar ook nieuwe elementen uit de wederopbouwtijd worden niet geschuwd. Zo werd in de jaren zestig een aantal beelden op het dak vervangen omdat ze in te slechte staat waren. De beeldhouwer had gekozen voor beelden van onder andere de zeven dwergen en Olivier B. Bommel.

Hoewel het kerkbestuur ermee akkoord was, kon de knipoog naar de moderniteit de goedkeuring van de predikant van de kerk niet wegdragen. Dominee Foeken verzette zich met hand en tand maar delfde uiteindelijk het onderspit. Toen de beelden op het dak verschenen, bleek het gezicht van een van de dwergen ineens sprekend te lijken op dat van dominee Foeken. “Zelf was hij er niet over te spreken”, zegt Koelewijn. “Maar ik heb zijn kleinzoon een keer rondgeleid over de steigers, en die was apetrots.”

Kan een 3D-printer dat niet?

De Eusebius is een van de rijkst gedecoreerde kerken in Nederland. En dat is nog een reden waarom restauratie veel geld kost. Want detail is arbeid en arbeid is duur. “We krijgen vaak te horen: dat kan toch ook wel met een 3D-printer?”, zegt Hoogeveen. “Maar er zijn al zo weinig vakmensen die dit kunnen, die wil je aan het werk houden zodat die vaardigheden niet verloren gaan.”

Plus dat 3D-printers wel de grove stukken in het steen kunnen wegzagen, maar men nog altijd mensen nodig heeft voor de details. En wanneer zwaar gehavende beelden gereconstrueerd moeten worden, is het vakmanschap van een beeldhouwer ook belangrijk.

Sinds 1980 is de Eusebius niet meer in handen van een kerkelijke gemeente. Maar nog steeds wordt er eens in de vier weken een dienst gehouden. In de afgelopen jaren heeft de kerk vele functies gehad en heel diverse evenementen gehuisvest. “Van een kattententoonstelling tot de paranormaalbeurs”, zegt Hoogeveen. “Ik heb hier weleens een modeshow gezien waar ineens een Harley Davidson door het middenpad kwam rijden”, vult Koelewijn aan.

Op het soort evenementen dat er plaatshad is nooit commentaar gekomen vanuit kerkelijke hoek. Toch is het idee dat de kerk in de toekomst vooral een culturele rol gaat vervullen. Koelewijn: “We willen het verhaal vertellen. Vandaar ook dat we oude elementen weer in ere herstellen. We willen bereiken dat mensen die normaal gesproken alleen voor het uitzicht vanaf de balkons zouden komen, nu ook de tijd nemen voor de rest van de kerk.”

Om de kerk onderdeel te laten zijn van de samenleving, zijn de Arnhemmers meegenomen in het restauratieproces. Mensen mochten mee de steigers op, de plaatselijke historische vereniging werd uitgenodigd en rondgeleid, en van de plannen op de hoogte gesteld. Voor het ontwerp van de nieuwe entree was een prijsvraag uitgeschreven. “We hebben geen enkel bezwaar gehad, terwijl het toch om een grote ingreep ging. Dat vind ik wel bijzonder.”

Hij herinnert zich de vele foto’s op sociale media toen vorig jaar de toren uit de steigers was en voor het eerst ‘s avonds werd uitgelicht met een nieuw lichtplan. “De Arnhemmers zijn weer trots op hun kerk.”

Het Grote Kerkenonderzoek

Met het onderhoud en de restauratie van rijksmonumentale kerken is veel geld gemoeid. In vergelijking met andere soorten monumenten, krijgen kerken een flink aandeel van het beschikbare overheidsgeld toebedeeld. Van alle 61.919 rijksmonumenten, zijn 2351 monumenten een kerk, 4 procent dus.

Samen krijgen zij 44 procent van het subsidiebudget, blijkt uit de erfgoedmonitor van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Het bedrag per jaar varieert nogal (het schommelt tussen de 14 en 55 miljoen euro) maar tussen 2009 en 2018 hebben eigenaren van kerkgebouwen in totaal zo’n 268 miljoen euro gekregen voor het onderhoud van de gebouwen.

De cijfers vanaf 2019 zullen er anders uit zien. Dat komt door de monumentale woonhuizen. Eigenaren van die panden konden tot en met 2018 geen subsidie aanvragen, maar de kosten voor het onderhoud aftrekken van de belasting. Die regeling wordt afgeschaft, en in plaats daarvan is de Subsidie Woonhuizen in het leven geroepen. Voor de 26.479 monumentale woonhuizen is in 2019 en 2020 in totaal 200 miljoen euro beschikbaar. Dat zal ervoor zorgen dat het totaalplaatje van welke monumentencategorie welk percentage van het subsidiebudget krijgt, zal gaan veranderen. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s