Onderzoek | Rijksbouwmeester Floris Alkemade over herbestemming van kerken
Dit artikel verscheen in Trouw op 18 juli 2020 als onderdeel van het onderzoek naar religieus erfgoed in Nederland.
Honderden kerken in ons land hebben een herbestemming gekregen, en er zullen er nog vele honderden volgen. Hoe zorg je voor een goede herbestemming? ‘Heb oog voor de talloze mogelijkheden die zo’n kerk heeft’, zegt Rijksbouwmeester Floris Alkemade.
‘Het aantal bezoekers is belangrijk, maar niet het enige verhaal van een kerk’
Floris Alkemade groeide op in Sint-Oedenrode. Daar in dat Brabantse dorp kreeg hij als kleine jongen al mee hoe de kerk zich bezon op hoe ze zich kon aanpassen aan de moderne tijd. Waren het toen de vragen als: gaan we nog biechten, of, mogen parochianen de pil gebruiken? Nu zijn het vragen als: wat doen we als er nog te weinig mensen naar de kerk komen? Hoe gaan we het gebouw onderhouden? Hoe kunnen we het respectvol op een nieuwe manier gebruiken als er geen diensten meer plaatsvinden?
Op initiatief van Rijksbouwmeester Alkemade werkten in Súdwest-Fryslân en Zaanstad twee architecten mee aan het opstellen van een kerkenvisie. Dat is een document dat precies dat soort vragen probeert te beantwoorden door de burgerlijke en de kerkelijke gemeente samen een visie te laten vormen over hoe ze omgaan met leegkomende kerkgebouwen.
Alkemade: “Wat mij interesseert is de zichtbare kant van die zoektocht naar hoe de kerk zich kan aanpassen aan de moderne tijd. Het kerkgebouw is een erfenis van collectief gedrag dat een tijdlang vanzelfsprekend was, maar nu verandert. De noodzaak van veel van die kerkgebouwen wordt minder, maar de betekenis ervan blijft onverminderd groot.”
Waarom leek het u een goed idee om architecten mee te laten denken in de kerkenvisies, wat kunnen zij toevoegen?
“Veel van de partijen die bij een kerkenvisie betrokken zijn, zien het gebouw als een onveranderlijke situatie: dit is het, en hier moeten we iets voor bedenken. Terwijl als je gaat nadenken over hoe je een gebouw kunt aanpassen, je tot het inzicht kunt komen dat je met relatief kleine aanpassingen een totaal ander gebruik mogelijk kunt maken.
“Iets wat je niet had gezien als er geen ontwerpersoog had meegekeken. Soms is het iets simpels als vakkundig isoleren of voldoende toiletten installeren, waardoor de gebruiksopties veel breder worden.”
Met herbestemming zitten we met een ‘omgekeerde ontwerpvraag’, hebt u weleens gezegd. Wat bedoelt u daarmee?
“Normaal gesproken begin je met een functie en daar ontwerp je het gebouw bij. Nu begin je bij het gebouw en moet je er een functie voor zien te bedenken. Dat is ook een vorm van luxe uiteraard, maar wel een die je tot minstens zoveel creativiteit dwingt.
“Tegelijkertijd is de vraag: welke vrijheid kun je nemen om die veelbetekenende gebouwen aan te passen als ze niet aansluiten bij de functie die je ervoor bedacht hebt? Vooral bij gebouwen die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld is men, terecht, bevreesd voor aanpassingen. Maar, zoals gezegd kan met een goed ontwerp een gebouw dat niet meer functioneert soms met heel kleine aanpassingen wel weer gebruikt worden.”
Hoe zijn die kerkenvisieprojecten verlopen?
“De ontwerpers hebben meegewerkt in Súdwest-Fryslân en Zaanstad. Wat als eerste opviel, zijn de aantallen: 160 kerken in Súdwest-Fryslân en 80 kerken in Zaanstad, dat is overweldigend. Architect Eelco Dekker heeft in Friesland voor elke kerk een paspoort opgesteld waarin hij niet alleen kijkt naar de architectonische kenmerken, maar ook naar de zichtbaarheid van het gebouw in het landschap, bereikbaarheid en geschiedenis. Architect Catherine Visser werkte in Zaanstad met een aantal ‘families’, zoals schuilkerken of moderne kerken, en zocht daarin naar bepaalde karakteristieken. Zowel architectonisch als sociaal-maatschappelijk.
“Beiden keken dus niet naar hoeveel mensen het gebouw gebruiken. De vraag aan de kerkeigenaren was: wie ben je en wat wil je dienen? Dat is een prachtige manier om naar de betekenis en de mogelijkheden zo’n gebouw te kijken. Daarbij is het ook belangrijk te beseffen dat het niet alleen om een individuele kerk gaat, maar ook heel nadrukkelijk om het landschap dat zo’n gebouw mede gevormd heeft.
“Wat mij opviel was het enthousiasme dat bij de ontwerpers steeds groter werd. Door met mensen te spreken en kerken te bezoeken, kregen ze die rijke geschiedenis die soms zo veronachtzaamd wordt steeds meer in beeld. Dat zorgt automatisch voor meer betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel.
“Als dit soort gebouwen verdwenen is, doet het iedereen pijn. Daarom moet je er bij een kerkenvisie voor zorgen dat het verhaal het perspectief biedt van de mogelijkheden van alle prachtige gebouwen die zich aandienen. Juist buiten de normale processen om, waarin alles vanuit commercieel oogpunt wordt bekeken. Het gebouw is er al, draagt een sterke identiteit en het vraagt om gebruik.”
Er zijn tegenwoordig ook kerken die voor commerciële doeleinden worden gebruikt.
“Ja, er zijn partijen die daar mogelijkheden in zien. Ik zat tijdens een groot congres in Moskou over transformaties in een panel met Russische en Israëlische architecten. Ik liet wat Nederlandse kerken zien die zijn verbouwd tot boekwinkels en dergelijke. De Russische en Israëlische architecten stonden versteld. ‘Dat zou bij ons nooit kunnen, een religieus gebouw commercieel inzetten’, zeiden ze. Die drempel is voor veel culturen hoog. Maar de Nederlandse cultuur is pragmatischer. Misschien té pragmatisch soms, maar tegelijkertijd geeft dat de gebouwen wel overlevingskans.”
De meeste kerken zijn eigendom van een geloofsgemeenschap, die vaak een emotionele band heeft met het gebouw en er anders naar kijkt dan een gemeente of een architect. Hoe kun je daar rekening mee houden?
“Als je kijkt hoe ontzaglijk veel gebouwen die geloofsgemeenschappen hebben, is het ondoenlijk om ze allemaal te bewaren. We zullen moeten transformeren en in uitzonderlijke gevallen misschien slopen.
“De kunst is om daarin de juiste keuzes te maken door het sublieme te herkennen. Dat kan in de architectuur zitten, maar ook in het gebruik, de identiteit of de verhalen die bij het gebouw horen. Dat begint met heel zorgvuldig observeren en te peilen wat de waarde van een gebouw is. Inzichten kunnen soms conflicteren en dan moet je hartbrekende keuzes maken.
“Maar de eigenaar is ook niet de enige voor wie het gebouw betekenis heeft. Ik heb in Sint-Oedenrode met de studenten van de Amsterdamse academie van bouwkunst een leegstaande, moderne kerk bezocht waarvan het bisdom zei: wij kunnen het onderhoud van dit gebouw niet meer rechtvaardigen, het is een niet te dragen kostenpost. Maar voor de omwonenden was het gebouw van veel waarde en zij wilden het niet zien verdwijnen.
“Het is juist goed als er zoveel mensen zich betrokken voelen bij een gebouw. Al die extra waarden die zij inbrengen moeten worden meegewogen, dat is geen complicerende factor.”
Wat is een voorbeeld van zo’n waarde die een kerk toch blijft houden, ook al worden de diensten amper meer bezocht?
“Het aantal bezoekers is een belangrijk aspect, maar niet het enige verhaal van een kerk. Dat is rijker en dieper. Een kerk staat voor zoeken naar iets hogers, iets wat het banale overstijgt en dat is in alle tijden nastrevenswaardig. Kerkgebouwen representeren de cultuur van collectiviteit die we, zeker in deze coronatijd, denk ik meer op waarde gaan schatten. Dat merken we nu collectiviteit een bedreiging is geworden.
“Nu ons hele leven is samengebald in onze woning, zie je hoeveel waarde dat wat je deelt heeft. Zaken die een woning nooit zou kunnen representeren, zaken die wij nu belangrijk vinden die vorige generaties in een kerkgebouw beleefden. Ik hoop dat we nieuwe vormen vinden voor die collectiviteit en juist kerkgebouwen zouden die functie heel goed kunnen vervullen omdat ze ervoor gebouwd zijn.”
Verwacht u dat de kerkenvisies gaan helpen het probleem van de leegkomende kerken op te lossen?
“Ik hoop het. Ik denk dat door heel goed te onderzoeken, bijvoorbeeld zoals Visser en Dekker nu gedaan hebben, een soort paspoort kunt opstellen waarmee de waardering van een gebouw voorbij het technische gaat, maar ook kijkt naar het karakter en de identiteit. Een ontwerper kan helpen zorgen dat de kerkenvisie in beeld brengt op welke, veel rijkere, manier je gebouwen moet waarderen. En dan is het fijn als de architect niet pas erbij betrokken wordt op het moment dat de kerk noodgedwongen moet worden aangepakt, maar al eerder in het proces aan tafel zit.”
Kerkenvisies
Architect Floris Alkemade (1961) is sinds september 2015 Rijksbouwmeester. Als onafhankelijk adviseur van het Rijk geeft hij gevraagd en ongevraagd advies over stedenbouw, monumenten, architectuur, infrastructuur, architectuurbeleid en beeldende kunst. Hij selecteert bijvoorbeeld architecten voor nieuwbouw en restauratie van rijksvastgoed, maar houdt zich ook bezig met de herbestemming van gebouwen die het Rijk niet meer nodig heeft. Op zijn initiatief dachten twee architecten mee in de kerkenvisies die in twee gemeenten werden opgesteld. Die visies kwamen tot stand in samenwerking met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.