Interview | Laura Jansen over haar tijd op Lesbos, haar nieuwe boek en album
Dit artikel verscheen in het Nederlands Dagblad op 14 mei 2021.
Zangeres Laura Jansen werkte bijna drie jaar in de vluchtelingenkampen op Lesbos en kwam daarna volledig opgebrand thuis te zitten. Vorige week verscheen het boek Wij zagen een licht en het bijbehorende album We saw a light. Samen vertellen ze het verhaal van het eiland en haar eigen weg terug naar het licht.
Zangeres Laura Jansen werkte drie jaar op Lesbos: ‘Op de donkerste plekken schijnt het licht het felst’
Een jaar lang had ze de wereld over gereisd en stond ze met de Nederlandse dj Armin van Buuren in enorme stadions voor tienduizenden mensen te zingen achter een piano. Maar de tour eindigde, net als haar relatie en in september 2015 zat Laura Jansen in haar appartement in Amsterdam toen ze een tweet voorbij zag komen. Iemand had vluchtelingen gezien onder de trappen van station Amsterdam Centraal. Ze waren met de laatste trein aangekomen en konden niet verder. Of er iemand kon gaan kijken of ze iets nodig hadden. Met een paar dekens en bananen in haar tas fietste ze naar het station.
Die beslissing zou haar leven volledig op zijn kop zetten. Jansen, die we kennen als zangeres van pianoliedjes als ‘Use somebody’ en ‘Single girls’, werkte twee maanden als vrijwilliger op het station tot ze met een goede vriend besloot om naar Lesbos te gaan. Het was aan het begin van de oorlog in Syrië, toen een schrikbarend groot aantal mensen de oversteek naar Griekenland maakte in gammele bootjes en er nog weinig geregeld was om hen op te vangen. Het plan was om tien dagen te gaan helpen. Ze bleef uiteindelijk tweeënhalf jaar.
Zeven jaar na haar vorige album Elba, is er nu een nieuw album én een boek. Want alleen een album was niet genoeg om de verhalen te vertellen van de mensen die ze had ontmoet in de jaren op Lesbos, wist ze. ‘Ik voelde de plicht om deze verhalen onder de aandacht te brengen, en deze mensen te laten zien als individu in plaats van als een nummer of een groep, zoals ze vaak in de media komen. En ik was bang om de verhalen, mijn herinneringen, kwijt te raken. Ik heb zoveel meegemaakt, zo veel mensen ontmoet en elk verhaal was belangrijk voor mij. Ik ben begonnen met dingen opschrijven voor mezelf en daarna ontstond het idee om er een boek van te maken’, vertelt ze via Zoom.
Het boek en het album heten Wij zagen een licht. Vanwaar die titel?
‘Aan de ene kant letterlijk: als we op het strand stonden, zochten we lichtjes aan de horizon. We moesten leren welke lichtjes belangrijk waren. Maar ik kom nu terug uit zo’n donkere plek, ook in mezelf, en de weg terug laat zien dat op de donkerste plekken het licht het felst schijnt. Als het schijnt, is het heel fel en geeft het houvast. Dat zag ik in de levens van de mensen daar, die niets hebben dan hoop en licht. En in mijn eigen leven, dat het licht je uiteindelijk de weg wijst terug naar normaal.’
U vertelt heel veel verhalen van mensen die u hebt ontmoet en daarmee verweven ook uw eigen verhaal over hoe u – niet veroordelend bedoeld – uw naïviteit over de wereld verliest.
‘Dat is voor mij geen oordeel, dat is een feit. Je stapt ergens in met een bepaald beeld en idee over hoe de wereld werkt, en je komt eruit als een totaal ander opengebroken persoon. Daar kan ik alleen maar eerlijk over zijn, dat is een heel belangrijke evolutie.’
Gaandeweg wordt dat idee dat de meeste mensen deugen aan diggelen geslagen. Maar toch komt er weer iets van dat licht terug. Hoe?
‘Omdat de meeste mensen deugen. Uiteindelijk wel. De meeste systemen niet. De huidige systemen van kapitalisme, kolonialisme, grenzen, legers, politie, asiel, die deugen niet en zijn bijna muren waar ik op stuk ben gelopen. Misschien is het een raar woord om te gebruiken, maar het is fascinerend om te merken dat aan de rand van het bestaan, waar je bestaansrecht in twijfel wordt getrokken en je in levensgevaar verkeert, liefde uiteindelijk wint. Altijd. Dat zag ik elke dag.’
U beschrijft in het boek inderdaad hoe u op individueel niveau een verschil kon maken en uw eigen ongemak over dat mensen uiteindelijk toch in dat grote systeem belanden.
‘Ik heb me na afloop verdiept in deze ethische worstelingen. De vraag hoe je daarin moreel navigeert, is niet nieuw, maar voor mij wel. Deed ik mee aan een systeem? Hielp ik een kamp beter te worden? Waarom maken we een kamp beter als dat kamp bestaat om mensen te onderdrukken? Als je daar staat, help je altijd. Dat is een menselijke reactie: je ziet lijden en je wil het verzachten. Maar als je even een stap terugneemt moet je jezelf die vragen stellen. Ik denk dat het nu mijn plicht is om allebei te doen: het lijden te verzachten zoveel ik kan en tegelijkertijd heel hard te roepen dat het allemaal niet klopt.’
Het boek gaat ook over uw mentale gezondheid. U beschrijft wat het werk met u deed en hoe u te maken kreeg met paniekaanvallen, depressie en aan de slag moest het traumaverwerking. Vond u het spannend daarover te schrijven?
‘Heel erg. Ook om erover te praten. Maar ik heb mijn leven lang al een of andere vorm van mentale problemen zonder dat mensen het doorhadden of ik er zelf aandacht aan hoefde te besteden. Maar na Lesbos ging dat niet meer. Ik leefde in een staat van fight or flight vol adrenaline en alles wat ik meemaakte, kwam bovenop de trauma’s die ik al had. Je lijf trekt dat op een gegeven moment niet meer, en dan je hersenen ook niet meer. Na Lesbos was ik trots als ik mijn bed uit kwam en gedoucht had. Ik had geen andere keuze dan daar transparant over zijn, want ik had ineens paniekaanvallen in het bijzijn van vrienden. Ik ben er nog lang niet, maar ik heb meer goede dan slechte dagen. De mensen die mij zijn voorgegaan in transparantie over mentale gezondheid zijn een voorbeeld voor mij geweest en daarom probeer ik dat ook. Niemand hoeft perfect te zijn, het gaat juist om de barsten in het leven.’
Is dat de reden dat u nu op meta-niveau betrokken bent bij de hulpverlening op Lesbos?
‘Ik denk het. Want ik ben er niet over uit hoe ik oogkleppen op zou kunnen doen en weer hetzelfde werk uitvoeren zonder weer hierin te belanden. Iets wat je hebt gezien, kun je niet meer ontzien. Mijn rol is nu misschien dat ik een tussenpersoon kan zijn tussen het eiland en beleidsmakers. Dat ik informatie kan doorgeven die ik nog elke dag van het eiland krijg, maar ook met het publiek kan praten. Het is een eer om na al die jaren nog een podium te hebben. Ik waardeer het dat er ruimte is om dit soort gesprekken te kunnen voeren in plaats van alleen over vragen als ‘Wat draag je?’’
Tegelijk met het boek, komt uw album uit. Wat voor rol speelde het maken van dat album in het verwerken van de afgelopen jaren?
‘Muziek speelde op het eiland voor mij maar een heel kleine rol omdat het zo verbonden is aan het woorden geven aan wat ik voel. Maar ik had daar nog geen woorden voor. Eenmaal thuis waren douchen en sporten al grote, moeilijke dingen voor me, ik was helemaal niet van plan een plaat te maken. Mijn producer en goede vriend Ed Harcourt nodigde me uit om met hem gewoon wat rond te hangen in de studio. Dat was precies wat ik nodig had, geen druk en geen verwachtingen. Toen kwamen er twee sleutelliedjes uit: ‘The island’ en ‘Berlin’. Dat was zo’n opluchting. Ik voelde me lichter, die liedjes hadden vastgezeten in mij. Dat ze er nog wel uitkwamen, was supertherapeutisch. Daarna was er ruimte om het boek te schrijven.’
Hoe passen het boek en het album in elkaar?
‘Ik kan ze niet loskoppelen. Ik kan niet het hele verhaal van het eiland verpakken in een popliedje. Dat doet het eiland en het verhaal tekort want popliedjes bestaan niet uit de details en nuances die verhalen hebben. Tegelijkertijd kan ik niet over het eiland praten zonder het te hebben over universele thema’s als heimwee, wie je bent als je verbannen bent, als alles van je afvalt, en waar je eigen schaduwkanten je brengen. Ik had twee verschillende uitingen nodig om het hele verhaal te vertellen. Ik weet nog steeds niet of het helemaal verteld wordt, maar ik heb erg mijn best gedaan om een feitelijk relaas te schrijven en met het album een emotionele arena te creëren.’
We are the island, we are the sea, zingt u in The island. Wat betekent dat?
‘Dat we zowel alleen zijn als met elkaar verbonden. De zee verbindt eilanden aan elkaar en aan het vasteland. We omringen elkaar en zijn alleen, maar we zijn dus nooit alleen. Als de wereld ziek is, heb ik er ook last van. We zijn verantwoordelijk voor het geheel.’
eerbetoon
In het boek vertelt Jansen over Lara, een baby van negen maanden die verdronk voor de Griekse kust toen de boot waar haar jezidi-familie mee vanuit Turkije kwam, kapseisde. Haar vader dacht dat hij haar in zijn armen had, maar het bleek een rugtas te zijn. De telefoons met foto’s van haar waren ze kwijtgeraakt in de golven, haar lichaam werd begraven in Sinjar, een heilige plek voor jezidi’s. Haar familie reisde door naar Duitsland.
U zei eerder al eens: vluchtelingen zijn niet iets waar je popliedjes over schrijft. Toch is een van hun verhalen wel op uw album terechtgekomen in het laatste nummer: ‘Lara’. Waarom heeft zij het album wel gehaald?
‘Ik heb heel lang getwijfeld of ik het op de plaat moest zetten. Het is geen popliedje, het is een eerbetoon. Een monument en een gebed. Het is een van de weinig dingen die over haar gaan in deze wereld. Zij bestond maar negen maanden. Er zijn geen foto’s, er is een graf waar haar familie niet bij kan en haar naam staat op een truck op de plek waar ze verloren is gegaan. Dat is het enige. Ik voel de plicht haar levend te houden en haar korte leven zin te geven, naast de zin die zij aan haar gezin gaf. Ik schreef dit eerbetoon op het eiland en heb het in al die jaren drie keer gezongen. That’s it. Het is voor haar, maar het bevat ook alles wat daar gebeurt. Haar verhaal gebeurt dagelijks en dat is voor mij niet acceptabel. De rest van mijn leven zal ik kaarsjes voor haar aansteken. Als symbool van de prijs die wordt betaald voor vrijheid en veiligheid. Wat een belachelijk hoge prijs om te betalen. Het is gewoon niet oké. Daar probeer ik mensen mee te confronteren.’
Ze laat een korte stilte vallen en veert dan op: ‘Maar ik wil mensen ook hoop geven hè, anders is het allemaal zo zwaar. Ik verzandde zelf ook in die zwaarte. Mijn hoop ligt niet in systemen of politiek, maar in mensen. In de dagelijkse interacties, hoe we met elkaar omgaan van mens tot mens. Als je zoekt naar mooie dingen, zie je mooie dingen. De mensen op Lesbos, die niets hadden, hadden wel hoop. Daar heb ik zo veel bewondering voor. Ik had het in hun situatie allang opgegeven. Maar als zij dat niet doen, wil ik dat ook niet doen.’ ■